Jan Roos, een keizer zonder kleren (8)

Samenvatting en conclusies

  1. Er worden twee typen referenda onderscheiden:
    Ten eerste:

    1. Adviserend referendum
      Binnen de landspolitiek is sinds een paar jaar mogelijk om onder voorwaarden een adviserend referendum te houden over één of ander onderwerp.
      Een adviserend referendum impliceert dat als een standpunt als winnaar uit de strijd komt de regering dat standpunt als advies kan beschouwen dat geheel of gedeeltelijk kan worden overgenomen. Eventueel kan de regering het advies naast zich neerleggen.
    2. Correctief referendum
      Een correctief referendum houdt in dat het winnende standpunt door de regering dient te worden overgenomen. Momenteel bestaat zo’n type referendum niet op nationaal niveau.

Tenzij anders gesteld zullen we het in deze samenvatting en de daaropvolgende conclusies het hebben over het vigerend type: adviserend referendum.

  1. Een referendum betreft in het algemeen twee concurrerende standpunten: vóór of tegen iets. Dat impliceert drie opties: advies vóór (av), advies tegen (at) of geen advies (ga). Een stemgerechtigde die niet stemt (ns) impliceert objectief geen advies. Hetzelfde geldt voor een blanco stem (bs) en een ongeldige stem (os).   Dus: ga = bs + os + ns.
    • Als de drie opties voor wat betreft hun aantallen op geheel toevallige wijze tot stand komen dan heeft elke optie een kans van 33%. Zo’n resultaat voor een optie beschouwen we als Middelmatig. Wordt er een lagere score bereikt dan is dat slechter. Bijvoorbeeld S/ZS is Slecht tot Zeer Slecht. Ingeval van een resultaat van nul procent spreken we van Absoluut Slecht. Omgekeerd is een resultaat hoger dan 33% beter dan het Middelmatige Zwaartepunt. Ingeval van 100% van de stemmen is het resultaat Absoluut Goed.
      • De drie opties ingeval van het Oekraïne-referendum scoren voor wat betreft advies vóór Zeer Slecht (12%), advies tegen Slecht (20%) en geen advies Goed tot zeer Goed (68%). De groepering at is conform de huidige regels tot winnaar uitgeroepen.
        • Veelal wordt de score (20% van alle stemgerechtigden) voor at (advies tegen) door mensen van de winnende groep opgevat als een goede score, want 61% tegen en 39% vóór van alle stemmers. Zo’n voorstelling van zaken doet geen recht aan de omstandigheid dat het hier slechts 32% (dat wil zeggen av + at + bs + os) van alle stemgerechtigden betreft. Blijkens schema 2 is dat een slechte tot zeer slechte opkomst. Bovendien, zoals gezegd, is 20% tegen blijkens schema 1 een ronduit Slecht resultaat.
      • Nogmaals de opkomst van 32% is een slecht tot zeer slecht resultaat.
    • Het feit dat de winnaar van het Oekraïne-referendum bij een slechte tot zeer slechte opkomst met een Slecht resultaat toch tot winnaar is uitgeroepen betekent dat de spelregels voor het referendum, zeg maar, waardeloos zijn.
      De huidige regels met betrekking tot het aanwijzen van de winnaar zouden moeten worden vervangen door een andere set van regels. Bijvoorbeeld de volgende.

      • De opkomst dient voldoende te zijn. Dat wil zeggen minimaal het percentage van de ondergrens van het overgangsgebied middelmatig tot slecht: 52%.
      • De winnende optie moet meer stemmen hebben dan de verliezende. Uiteraard.
      • In het nu volgende verschillen de voorwaarden om te winnen bij adviserend en correctief referendum.
        • Ingeval een adviserend referendum dient de winnende optie meer stemmen te hebben verkregen dan het aantal blanco stemmen.
        • Ingeval een correctief referendum moet een strengere regel worden gehanteerd. Bij een adviserend referendum moet het kabinet de ruimte hebben om binnen marges van het betamelijke naar eigen inzicht om te gaan met het resultaat.
          In het geval van een correctief referendum heeft het kabinet geen speelruimte om naar eigen inzicht ja dan nee een advies op te volgen. Het kabinet moet de uitslag eenvoudigweg uitvoeren. Dit impliceert dat de winnaar beter dient te scoren dan ga = bs + os + ns. N.B. ga betreft geen advies, bs betreft blanco stemmen, os betreft ongeldige stemmen en ns betreft de niet-stemmers.
      • De winnaar moet door het aantal verkregen stemmen zich onderscheiden van een middelmatig resultaat. Dat wil zeggen hij moet minimaal de ondergrens van Middelmatig tot Goed behalen: 41%. Zou mijn voorkeur hebben.
        • Het is denkbaar dat men de drempel voor de winnaar lager maakt. Als het aantal stemmen maar voldoende is. Dus minimaal de ondergrens van Middelmatig tot Slecht: 26%.
          Ook denkbaar is een grens ergens tussen 26% en 41% in.
  1. Referenda zijn bedoeld om het electoraat meer mogelijkheden om uiting te geven aan politieke wensen of eisen naast het kiezen van de samenstelling van de Tweede Kamer of indirect de Eerste Kamer.
    Een referendum kan resulteren in het overrulen van een door beide parlementen aanvaard besluit. Zo geformuleerd is een referendum logischerwijze niet zozeer een aanvulling als wel een alternatief voor parlementaire besluitvorming. Daarmee staat het parlement een deel af van de besluitvorming, en dus zijn macht, aan een referendum.
    Uit het resultaat van het Oekraïne-referendum blijkt dat zulks lichtvaardig is gebeurd. Lichtvaardig: het kan immers niet de bedoeling zijn, als men het parlement beschouwt als een democratisch gekozen (mede) wetgevende en de regering controlerende instelling, dat met een Slechte score van de zogeheten winnende optie bij een slechte tot zeer slechte opkomst het kabinet in het nauw is gekomen om zijn eigen door het parlement (breed) ondersteunde beleid ter zake tot uitvoering te brengen. Daarom moet aan een referendum­reglement hoge eisen worden gesteld aan een optie (vóór of tegen iets) om de status van winnaar toe te kennen. De vier voorwaarden zoals ik ze zie zijn reeds één en andermaal genoemd.
    Ik zou nog willen benadrukken dat wat mij betreft om het toevalselement niet al te groot te maken de winnende optie minimaal 41% (de ondergrens van Middelmatig tot Goed) te laten scoren. Zoals uit schema 1, regel 9 blijkt is het toevalselement dan maximaal 89%. Toch nog een heel behoorlijk groot toevalselement: eigenlijk is de grens van 41% zo bezien niet echt streng.
    Als we daarbij bedenken dat de huidige minimumopkomst voor een geldig referendum met 30% (de ondergrens van het gebied slecht tot zeer slecht in schema 2) is dan kunnen we rustig stellen dat de huidige wetgeving op het gebied van referenda een wangedrocht is. Als de Kamer voor haar eigen belang wil opkomen dan moet er zo spoedig als mogelijk een nieuwe wet met betrekking tot referenda komen.
    Het is onwenselijk dat bij een onvoldoende opkomst en een niet overtuigende meerderheid een parlementair genomen besluit via een referendum opzij kan worden gezet.

Terug naar inleiding

Geef een reactie