08 Lasnaadconstructie

Tot dusverre is gepoogd in kort bestek een idee te geven van de formule van Euler en zijn moderne opvolger, de formule van Euler-Poincaré, zoals deze volgens het boekje worden opgevat. Vanaf nu worden nieuwe ideeën met betrekking tot beide formules geformuleerd. Vergelijk het met de verklanking van de eigen interpretatie van een bestaande compositie door een pianist.

De Duitse delfstofkundige Johann Hessel (1796-1872) heeft in 1832 verschillende meetkundige figuren aangeduid als uitzonderingen op de Eulerformule. Twee ervan zullen we behandelen. Waarvan de eerste in deze post.
Deze figuur wordt getekend als:
(1)
lasnaadconstructie-2

Het gaat hierbij om een vijfvlak en een zesvlak die als het ware aan elkaar zijn gelast.
Tellen we de hoekpunten, ribben en vlakken volgens de formule van Euler dan verkrijgen we volgens Hessel:

(2)
lasnaad-1
De kneep zit ‘m natuurlijk in de ‘lasnaad’ PQ. Deze wordt door Hessel geteld als één ribbe. Dit kunnen we duidelijker tonen door één en ander uitgebreider weet te geven in de volgende tabel.

(3)
lasnaad-22
In regel 0 van de tabel hebben we -c geïntroduceerd. Dat wil zeggen de waarde =2 die door Euler rechts van het =teken is geplaatst hebben we naar links van het =teken gebracht en geplaatst onder de noemer –c (constante) uit regel 0.
In regel 3 zijn de waarden van de hoekpunten, ribben, vlakken en constanten met betrekking tot het vijfvlak en de kubus eenvoudigweg bij elkaar opgeteld. Dus de waarden uit regel 1 en 2 zijn bij elkaar opgeteld. Rechts van het =teken staat keurig netjes de waarde nul.
Als we nu de waarden uit regel 2 en 3 bij elkaar voegen zoals Hessel dat bedoelde dan verkrijgen we regel 4. Rechts van het =teken staat +1 in plaats van 0. In regel 5 staat beschreven wat er eigenlijk is gebeurd van regel 3 naar regel 4. De waarde van de hoekpunten is per saldo van regel 3 naar regel 4 met 2 gedaald. Dit kan worden weggestreept tegen het gegeven dat de constante van de samengevoegde veelvlakken niet –4 (regel 3) maar –2 (regel 4) is, dus met 2 gestegen. Blijft over het gegeven dat volgens Hessel de totale waarde van de ribben met één is gestegen. Dat wil zeggen ribbe PQ telt in de samenvoeging voor 1, terwijl deze als som van beide veelvlakken in regel 3 als 1+1=2 gold. Dus van twee ribbes PQ van de afzonderlijke veelvlakken naar één ribbe PQ in de samengestelde figuur.
Meetkundig is het inderdaad zo dat de samenvoeging van beide veelvlakken tot één negenvlak ertoe leidt dat uit twee ribbes PQ (één uit elk van beide samenstellende figuren) er één ribbe PQ bij wijze van lasnaad ontstaat. Nogmaals, meetkundig is dat zo. Evenwel niet topologisch. Topologisch is een ribbe niet een ding (zoals bijvoorbeeld een ijzeren staaf), maar een functie. Dat wil zeggen een grensfunctie van een ding. Het ‘ding’ PQ in de samengestelde figuur heeft vier grensfuncties. Aan beide uiteinden een hoekpunt, v. En aan ‘voorkant’ en de ‘achterkant’ van de samengestelde figuur een ribbe, met waarde e. Dat wil zeggen de samengestelde figuur heeft langs de lasnaad PQ niet één, maar twee functionele ribben, edges.
Tabel 3 is dus in principe onjuist en dient te worden vervangen door tabel 4:

(4)
laasnaad-3

Logische som en logisch product
In tabel 3 en in tabel 4 zien we op de regels 3, 4 en 5 de volgende symbolen staan. Het U-symbool voor de logische som, het omgekeerde teken daarvan voor het logisch produkt (∩) en op regel 5 het wiskundige symbool voor verandering, ∆.
Een samengesteld figuur impliceert een context waarbinnen beide samenstellende delen (kubus en vijfvlak) op één of andere manier voorkomen. Dit is een inperking van hun logische som: het logisch product.
De logische som van –bijvoorbeeld- stukken hout en glas is een opsomming van de afzonderlijke elementen. Deze afzonderlijke elementen behoeven niet samen binnen één en dezelfde context voor te komen om een logische som te vormen. Een huis is een logische product van dergelijke elementen. Binnen het geheel dat een huis is worden de samenstellende elementen op een bepaalde en niet op een andere wijze gebruikt. De samenstellende delen vormen daarentegen een logisch product indien ze binnen één en dezelfde context voorkomen. Het geheel (huis of bijvoorbeeld het samengestelde negenvlak) is daarmee niet groter (zoals zo vaak gesteld), maar juist kleiner dan de som der (afzonderlijke) delen. De som geeft het potentieel van het gebruik, het geheel van de mogelijke contexten waarbinnen ze kunnen voorkomen, aan en het product geeft het gerealiseerde gebruik, één geactualiseerde context, aan.
Met het ∆-teken wordt het verschil tussen het product en de logische som uitgedrukt van de samenstellende figuren kubus en vijfvlak. Als de formule van Euler klopt dan geldt dat in al de drie gevallen, U(1,2), ∩(1,2) en ∆(4,3) rechts van het =teken de waarde 0 staat.
Blijkens tabel 4 is dat zo.

Het onderscheid tussen logische som en logisch product wordt in zogenaamde waarheidstafels tot uitdrukking gebracht. In een logische som behoeven de samenstellende delen A en B niet per se in dezelfde context te fungeren.
(5)
logische-som3

Bij een logisch product wel.
(6)
logisch-product

Merk op dat bij een logische som de waarden A en B inderdaad worden opgeteld (bijvoorbeeld regel 2 in tabel 5: 1 + 0 =1) en bij een logisch product de logische waarden inderdaad met elkaar worden vermenigvuldigd (bijvoorbeeld regel 2 in tabel 6: 1 * 0 =0).
De waarde 1 betekent waar en de waarde 0 betekent onwaar. De uiteindelijke logische waarde van een logische uitspraak (bijvoorbeeld A U B) staat per regel onder het symbool U (tabel 5)of het ∩ (tabel 6)aangegeven.

Referentie
de in deze post geanalyseerde lasnaadcontrsuctie wordt, zoals hierboven geschreven, in de vaklitterauur beschouwd als een typisch voorbeeld van een uitzonder op de Formule van Euler. Ik baseer me hierbij op het heel fraaie en waardevolle boek van David S. Richeson Euler’s Gem. In de komende posts zal de nodige informatie worden geput uit dit boek.

Lees meer

07 Euleroperatoren: vingeroefeningen

Met de Euler-Poincaréformule en de Euleroperatoren hebben we in principe de belangrijkste hulpmiddelen geformuleerd om veelvlakken te beschrijven. Voordat diverse beschrijvingen uit de vaklitteratuur tegen het licht worden gehouden, zullen we eerst een paar vingeroefeningen met de Euleroperatoren doen. Dit puur om de formules een beetje in de vingers te krijgen, het Fingerspitzgefühl te ontwikkelen.

Een tetraëder (regelmatig viervlak) bestaat uit –inderdaad- vier vlakken, zes ribben en vier hoekpunten:
(1)
massieve-tetraeder1
tetraeder3
Uit het niets ontstaat (→A) een (massieve) tetraëder (1) -bijvoorbeeld- als volgt:
(2) Msfv: s=1
[grondvlak plus tophoek, inclusief de schil] (3) 3*Mev: v=4
[met drie keer de operatie Mev wordt het grondvlak omlijnd, inclusief aanbrenging van de driehoekspunten] (4) 3*Mfe: e=6, f=4, l=4
[hiermee zijn de opstaande vlakken en ribben aangebracht]

N.B. Voor (2) tot en met (4) geldt dat na de dubbele punt “:” telkens aantallen welke corresponderen met waardes uit regel 2 van (1) staan vermeld. Dus bijvoorbeeld “Msfv: s=1″ betekent dat er één shell is, welke in regel 2 van (1) de waarde “-2” heeft.
Om aantallen van waardes te onderscheiden zijn de symbolen voor aantallen cursief weergegeven, terwijl de waardes regulier gedrukt zijn. Bijvoorbeeld: l=4 impliceert de waarde l=-4.

Na (2) is de schil aangebracht, na (3) zijn alle vier hoekpunten aangebracht en na (4) zijn alle ribben en vlakken aangebracht.

Met de juiste Killoperaties kan het viervlak weer geheel worden gedemonteerd, dus terug naar af: A →. Dat wil zeggen:
(5) 3*Kfe
(6) 3*Kev: e=0
(7) Ksfv: s=0, f=0, l=0

Vanuit het massieve viervlak (1) maken we een massieve kubus (8 hoekpunten, 12 ribben en 6 vlakken):

(8) van-massieve-tetraeder-naar-massieve-kubus21 kubus-massief
Regel 4 uit (8) geeft de verschillen in waardes aan tussen een massieve kubus en en massieve tetraëder. Dus de verschillen tussen de waardes uit regel 3 en de waardes uit regel 2.

De volgende Euleroperatoren zijn toegepast:
(9) 4*Mev: v=8
[de acht hoekpunten van de kubus zijn aangebracht] (10) 2*Mfe: f=6, l=6, e=12
[de zes vlakken en de twaalf ribben van de kubus zijn aangebracht]

N.B. Voor (9) en (10) geldt dat na de dubbele punt “:” de aantallen die corresponderen met waardes uit regel 3 van (8) staan vermeld als deze anders zijn dan die uit regel 2. Dus die van de shell (s) en de gaps (g) worden niet vermeld, want blijkens regel 4 zijn die niet veranderd.

Hiermee is een kubus vanuit een tetraëder door middel van Euleroperaties tot stand gekomen: tetraëder →kubus
Het is niet moeilijk de weg terug, kubus →tetraëder, uit te voeren met behulp van de juiste Killoperatoren.

De kubus uit (8) is massief, we maken deze nu hol:

(11)
massieve-naar-holle-kubus
kubus-hol
We zien dat alle waarden verdubbeld worden (van acht naar zestien hoekpunten, etc.). Met name komt er ook een schil om de holte erbij.
De volgende operaties zijn in het spel:
(12) Msfv: s=2
(13) 7*Mev: v=16
(14) 5*Mfe: f=12, l=12, e=24

(15)
van-hol-naar-1-opening1
kubus-met-opening De opening is een ‘rondje’ dat bestaat uit één hoekpunt en één ribbe; zowel aan de ‘binnenkant’ als aan de ‘buitenkant’ van de wand van de holle kubus is er een lus of loop (l) om de opening heen. De opening heeft dus twee lussen. De opening bestaat evenwel uit slechts één ribbe (e) en één hoekpunt (v).
In de tekening is in het rondje van de opening geen hoekpunt getekend. In een latere post meer hierover.

De opening maakt dat de ‘binnenruimte’ van de kubus deel uit gaat maken van de ‘buitenwereld’ en daarin als het ware oplost: het aantal schillen gaat daarmee terug van twee naar één.

De operatoren, tengevolge waarvan de holle kubus zonder opening er één wordt met een opening:
(16) Mfe
(17) 2*Mev
[De opening is omlijnd door één ribbe (e) en één hoekpunt (v)] (18) Ksfv: s=1, v=17
(19) 2*KeMl: e=25, l=14

(20)
holle-kubus-met-1-opening-naar-met-1-gat
kubus-met-gat
Een gat impliceert twee openingen. De volgende operatoren bewerkstelligen de overgang van (15) naar (20):
(21) Msg: g=1
(22) Mfe
(23) 2*Mev
(24) Ksfv: v=18
(25) 2*KeMl: e=26, l=16

Tot dusverre hebben we langs gebaande wegen de theorie gevolgd, inclusief een paar vingeroefeningen. In de volgende post wordt een nieuw inzicht gepresenteerd. Overigens blijven we daarmee wel, zal worden vastgesteld, binnen de grenzen van de Euler-Poincaréformule, zelfs binnen binnen de grenzen van de Eulerformule.

Lees meer

06 Euleroperatoren


De Euler-Poincaréformule impliceert een oneindige verscheidenheid van meetkundige configuraties zoals bijvoorbeeld kubussen, viervlakken etc. In dit oerwoud van mogelijkheden is orde geschapen door het formuleren van een aantal Euleroperatoren. Toepassing van Euleroperatoren maakt het mogelijk om:

  • vanuit het niets meetkundige configuraties te construeren
  • vanuit de ene configuratie naar een ander te geraken
  • uit meerdere configuraties een nieuwe te maken.
  • Er bestaan twee groepen operatoren waarmee zoiets kan worden gedaan.
    In 1984 zijn deze groepen door Martti Mäntylä geformuleerd.
    De ene groep wordt “The Make Group of Euler Operators” genoemd, de andere “The Kill Group of Euler Operators”. Voor onderstaande beschrijvingen wordt gebruik gemaakt van een heel nuttige pagina van de Michigan Tech.

    (1)scheppende-operatoren5

    Als we ons de Euler-Poincaréformule herinneren:

    (2) v – e + f – l + f – 2s + 2g = 0
    dan zien we dat elke operator per saldo als waarde nul oplevert:

    (3)
    Mev = -1 +1 =0
    Mfe = +1 –1 +1 –1 =0 [N.B. Mf impliceert f -l +f = 1 -1 +1] Msfv = -2 +1 –1 +1 +1 =0
    Msg = -2 +2 =0
    MeKl = -1 +1 =0

    Tabel (1) geeft aan welke grootheden (V, E, F, L, S of G) tengevolge van de operatoren (Mev, Mfe, Msfv of MeKl) verschijnen of in een enkel geval (onderste regel met betrekking tot L) verdwijnen. Tabel (3) geeft de waarden tengevolge van de werking van de operatoren op de grootheden uit de formule van Euler-Poincaré.
    In zekere zin impliceert een Euleroperator een verandering van een Euler-Poincaréconfiguratie:

    (4) EO→⌂EPF
    (Dat huisje in (4) stelt het wiskundesymbool voor verandering voor: de letter ‘delta’ uit het Griekse alfabet.)

    Omgekeerd zijn er de Kill-operatoren:

    (5)
    vernietigende-operatoren1
    Toepassing van de Euler-Poincaréformule levert uiteraard telkens weer per saldo nul op:

    (6)
    Kev = +1 -1 =0
    Kfe = -1 +1 -1 +1 =0
    Ksfv = +2 -1 +1 -1 -1=0
    Ksg = +2 -2 =0
    KeMl = +1 -1 =0

    In de komende posts behandelen we ten eerste de verschillende configuratiemutaties:

  • om vanuit het niets meetkundige configuraties te construeren:
      (7) →A
  • om vanuit de ene configuratie naar een ander te geraken:
      (8) A→B
  • om uit meerdere configuraties een nieuwe te maken:
      (9) (A+B)→C
  • A, B, C etc. staan symbool voor diverse meetkundige configuraties in termen van EF of EPF zoals bijvoorbeeld een kubus.
    Ten tweede behandelen we diverse opvattingen met betrekking tot wat wel of niet conform de EF of de EPF is. Of omgekeerd: geldt de EF of de EPF ja dan nee voor een gegeven configuratie?

    Lees meer
    Page 2 of 41234